Werken met liefdesenergie. Meekijken.
Daar zaten ze tegenover elkaar in de werkkamer. Twee ijsklompen op ruim drie meter afstand van elkaar. ‘Gezellig’, zei de begeleider. ‘Wat komen jullie doen?’ Het bleef enige tijd stil. Ze schatten in wie het woord ging nemen. De man verloor de machtsstrijd en sprak. ‘We willen dat je met ons meekijkt naar onze relatie. Of wij bij elkaar moeten blijven’. De begeleider zweeg een poosje. De vrieskou trok op in de warme werkkamer. ‘Als ik naar jullie relatie kijk, zie ik de noordpool en de zuidpool tegenover elkaar zitten’, constateerde hij. ‘Zoveel ijs, zoveel bevroren water, zoveel bevroren tranen. Sluit je ogen eens en kijk eens naar binnen. Kijk eens goed naar hoeveel verdriet daar woont’. Daar zaten ze tegenover elkaar, doodstil, gesloten ogen. En dan, na enige tijd verscheen links en rechts een enkele traan. ‘Stel je eens voor’, zei de begeleider uiteindelijk, ‘dat een enkele traan eens een zin zou kunnen zeggen. Wat zou die zeggen?’ ‘Ik voel me zo alleen’, fluisterde de vrouw. ‘Ik voel me zo onder druk gezet’, fluisterde de man. ‘Ik ben wanhopig’, drupte de vrouw. ‘Ik ben zo bang’, klonk de man. ‘Zo werkt het dus’, constateerde de begeleider. ‘Bevroren tranen. Ieder in een eigen poolgebied. Doe je ogen eens open en kijk naar elkaar’. Daar zaten ze tegenover elkaar met betraande gezichten.
‘En kijk nu eens in elkaar’, suggereerde de begeleider. ‘In elkaar?’, vroeg de vrouw. ‘In elkaar kijken. Door het ijs heen naar binnen kijken, naar het water onder het ijs. Kijk’.
Ze keken en de tranen stroomden. ‘Weet je’, zei de begeleider. ‘Tot nog toe hebben jullie in je eigen poolgebied gehuild. Wanneer hebben jullie voor het laatst echt samen gehuild?’ ‘Dat kan ik me niet herinneren’, antwoordde de man. ‘Eenzame tranen bevriezen, gedeelde tranen zijn de geboorteplaats van liefde’, wist de begeleider. Hij keek even om zich heen. De klankschaal dan maar. ‘Schuif de stoelen eens naar elkaar toe’, beval hij. ‘En houd allebei deze schaal vast’. Daar zaten ze voorover gebogen in hun stoel, allebei met de klankschaal in hun handen. ‘Dit is jullie huilbak’, legde de begeleider uit. ‘Beurtelings leggen jullie een traan in de schaal zodat de tranen elkaar kunnen omhelzen’. En beurtelings kwamen de tranen
‘Ik vind het verschrikkelijk dat je me ontloopt omdat…’. ‘Ik voel me zo tekort schieten als….’ ‘Ik kan het niet verdragen…’ ‘Ik besef heel goed dat ik…’ ‘Het doet zo’n zeer dat…’
De tranen druppelde in de schaal. ‘Ik zal die schaal even wegnemen’, zei de begeleider na enige tijd. ‘Anders loopt hij nog over’. Hij nam de schaal weg en de handen reikten naar elkaar en hielden elkaar vast. ‘Je hoeft niet meer te praten’, vond de begeleider. ‘Ik denk dat in elkaar blijven kijken nu wel voldoende is’.
Daar zaten ze en keken en keken. Dan uiteindelijk, heel zachtjes maakte de vrouw een hand los en streelde met een zacht gebaar een traan van de wang van de man. De begeleider zag de man worstelen en niet echt durven. ‘Je moet er ook wel kloten voor hebben’, meende de begeleider. Dat gaf de doorslag. De man stak zijn vrije hand uit en legde die op de wang van zijn vrouw. ‘Kijk eens’, zei de begeleider. ‘Ik matig me uiteraard geen advies aan of jullie wel of niet bij elkaar moeten blijven. Maar een ding weet ik zeker. Neem daarover een besluit wanneer je zo als nu naar elkaar kan kijken. Wat het besluit dan ook zal zijn, het brengt in ieder geval innerlijke vrede. Heb ik voldoende meegekeken voor dit moment?’