Werken met liefdesenergie: zwemles
‘De vorige keer maakte je een opmerking die me is bijgebleven’, meldde de man. ‘Je zei dat het je opviel dat ik meteen, zonder echt na te denken overal in dook. Ik heb daarover nagedacht en het klopt. Ik spring er meteen in, zonder na te gaan wat de gevolgen zijn. Dan achteraf, begin ik te aarzelen, trek me terug, zeg workshops af, kom daar dan weer op terug’. ‘Klopt’, bevestigde de begeleider. ‘Ik weet er alles van’. De groep begon te grinniken. ‘Ik zou daarvan af willen’, ging de man verder. ‘Weloverwogen besluiten nemen…’ ‘Ik wil niet nat gaan als …’ ‘Hoe heb je zwemles gehad?’ onderbrak de begeleider. De man was niet verbaasd. ‘Mijn moeder flikkerde me in het water’, antwoordde hij. ‘Als ik niet durfde zwemmen werd mijn kop onder water geduwd. Ik was altijd bang…’ ‘Slechte instructeurs’, concludeerde de begeleider. ‘In een vorig leven was ik badmeester. Kom overeind. Tijd voor een betere zwemles’. Daar stonden ze naast elkaar. ‘Kijk maar’, legde de begeleider uit. ‘Wij staan op de rand van het zwembad. Daar is het zwembad. Best koud water voor een klein mannetje. Durf jij er in?’ ‘Ik ben bang’, regresseerde de man. De badmeester sloeg een arm om het jongetje heen. ‘Hier wordt niemand in het water gegooid’, stelde hij hem gerust. ‘Zullen we samen rustig het trapje aflopen om aan het water te wennen?’ ‘Dat durf ik wel’, knikte het jongetje. Langzaam liepen ze samen het denkbeeldige trapje af. ‘Kouououddd…’, klaagde de badmeester. ‘We kunnen best verder’, vond het jongetje. ‘Ga je mee?’ ‘Ik ga mee’, bevestigde de badmeester. ‘Maar je hoeft niet bang te zijn. In mijn zwembad wordt niemand met zijn kop onder water geduwd’. Zo gingen ze verder tot ze allebei tot hun nek in het water stonden. Het jongetje met een brede grijns om de mond.
‘Durf jij te zwemmen?’, vroeg de badmeester. ‘Dat kan ik al’, zei het jongetje. ‘Ik heb A’. ‘Jij durft best veel’, meende de badmeester. ‘Is er eigenlijk nog iets dat je niet durft?’, vroeg de badmeester. ‘Duiken’, wist het jongetje. ‘Ik durf niet te duiken’. ‘Zal ik het je leren?’, vroeg de badmeester. ‘Graag’, zei het jongetje. ‘Kom maar mee op de kant’, zei de badmeester. ‘Dan leer ik je duiken’.
Even later stonden ze op de kant. ‘Als je duikt ga je wel met je kop onder water’, waarschuwde de duikmeester. ‘Durf je dat?’ ‘Als ik maar niet onder water geduwd wordt’, aarzelde het jongetje. ‘Hier wordt niemand onder water geduwd’, herhaalde de badmeester. ‘Maar als je duikt, geef ik wel een duwtje. Akkoord?’ Het jongetje knikte. ‘Ga op de rand van het bad staan. Door je knieën buigen’, zei de begeleider. ‘Je armen langs je oren recht vooruit. Je handen tegen elkaar aan. En nu krijg je een klein duwtje op je achterwerk’. Het jongetje dook voorover over de grond. De begeleider dook hem na. Vlak naast elkaar kwam het jongetje met een juichkreet boven. ‘Ik heb gedoken!’, juichte hij. ‘Je hebt weloverwogen besluiten genomen en daarnaar gehandeld’. riep de begeleider hem wakker. De man vergat het water en op de vloer liggend keken ze elkaar aan. ‘Ik heb stap voor stap gezet’, herhaalde hij zijn ervaring. ‘Ik heb me niet laten forceren. Ik heb weloverwogen gekozen’. ‘Als je hebt leren zwemmen, heb je geen badmeesters meer nodig’, meende de begeleider. ‘Zullen we maar weer eens overeind krabbelen?’
‘Zwemles’, vroeg iemand bij de nabespreking. ‘Hoe kom je erop?’ ‘Ik hoefde daar niet op te komen’, antwoordde de begeleider. ‘Hij gaf zelf aan wat er aan de hand was’. ‘Maar hoe wist je dat…?’ Luisteren’, antwoordde de begeleider. Mijn oude leermeester Willem Zwartberg zei vaak: in de formulering van de vraag zit de oplossing verborgen. En wat is begeleiding anders dan iemand het juiste kontje geven?