Werken met liefdesenergie: over veiligheid en uitdaging
‘Ik kan alleen maar leren als het veilig is;, zei hij. Zijn ogen dwaalden over de groep en zochten steun. Die bleek er maar beperkt te zijn. De meeste ogen keken ver weg naar innerlijke landschappen die niet veel met het hier en nu te maken hadden.
‘Wanneer heb je je voor het laatst veilig gevoeld’?, vroeg ik. Hij keek me verbaasd aan en aarzelde. Het bleef even stil. ‘Thuis’, zei hij. ‘En wat heb je toen geleerd?’ Nu bleef het nog wat langer stil. ‘Dat weet ik zo niet’, reageerde hij uiteindelijk. ‘Dat kan kloppen’, knikte ik. ‘De meeste mensen vallen in slaap, gaan zich vervelen en leren bitter weinig meer’. ‘En je zegt zelf dat veiligheid belangrijk is voor ieder mens die zich ontwikkelt’, protesteerde hij. ‘Voldoende veilig om te kunnen leren, voldoende onveilig om te kunnen leren’, antwoordde ik. ‘Dat noemen we uitdaging’. ‘Maar…’ ‘Jij gebruikt veiligheid als slaapmiddel’, confronteerde ik. ‘En je bent zeker niet de enige in deze kring’. Alle afwezigheid was inmiddels verdwenen. Er was een gespannen aandacht. Alle ogen richtten zich op de gesprekspartners. ‘Begrijp je nu hoe de gladiatoren zich in de arena gevoeld moeten hebben? Zij gaan de strijd aan en de toeschouwers zitten veilig te kijken hoe het afloopt’. Nu leek hij wakker te worden, zich bewust van de situatie. ‘Verdomd, je hebt gelijk’, mompelde hij. Hij keek om zich heen.
‘Als mensen zich niet durven uit te spreken, dan wordt het pas echt onveilig’, zei ik. ‘Dan verdwijnt de uitdaging in de onveiligheid. Jij spreekt je tenminste uit. Wat heb je nu geleerd?’
Het was even stil. ‘Ik ben me ervan bewust dat we elkaar hier niet vertrouwen’, zei hij. ‘We durven elkaar niet te zeggen waar het op staat. We roddelen wel over elkaar…’
In middels werd de groep actief. Men noemde oorzaken en redenen: de veranderde werksituatie, de eenzijdige ‘afspraken’, het gebrek aan leiderschap.
‘Dat zal er allemaal zijn’, reageerde ik. ‘Maar het valt me op dat niemand tot nog toe het eigen aandeel noemt. Wat gaan we vandaag doen? Gaan we leren of willen jullie blijven klagen?’ ‘Leren’, klonk het uit de groep, niet eenstemmig maar zeker de meerderheid.
Ik keek naar mijn gesprekspartner. ‘Ik wil je bedanken’, zei ik tegen hem. ‘Je hebt moed getoond door het gesprek aan te gaan. Daarmee heb je mij geholpen er een goede dag van te maken’.
Het werd een goede dag.
Piet Weisfelt