Werken met liefdesenergie: afscheid nemen.
Ze was al lang ziek. Ze ging stapje voor stapje achteruit. Ze vocht tevergeefs en bleef vechten, ook toen de eindstreep in zicht kwam. We hadden tijdens de opleiding al meer dan een jaar samen opgelopen. Het gevecht tegen haar ziekte was uiteraard steeds weer onderwerp van gesprek geweest. Nu was het tijd om afscheid te nemen.
Daar lag ze in haar bed. Een verlengstuk van allerhande slangen, niet meer in staat om zelfstandig te ademen, maar nog zeer aanwezig, nog steeds strijdend. ‘Dag K., ik kom afscheid van je nemen’, zei ik toen ik me over haar heen boog om haar te kussen. ‘Ik heb nog hoop’, antwoordde ze. ‘Ik voel me vandaag al wat beter.’
Ik zat naast haar, ik kende het verhaal van haar partner, wist van de prognose: hooguit enkele dagen. Ik zag haar lijden. Ik zag haar strijden. Alles dat we het afgelopen jaar besproken hadden kwam langs. We hadden een relatie van openheid en echtheid, ook als de waarheid onbarmhartig was. ‘Ik voer dit jaar op het Duitse wad onder Juist langs de prikken. Afgebroken takken in de zoute grond gestoken. En de takken liepen uit! Jonge groene blaadjes aan de twijgjes. Maar ze gaan sterven’.
Ze was lange tijd stil. Toen fluisterde ze. ‘Weet je dat zeker?’ Ik knikte. Ze zweeg en keek voor zich uit. Ik zat naast haar bed en hield haar hand vast. De minuten verstreken.
Haar man kwam binnen met thee. We spraken met elkaar over koetjes en kalfjes. Zij zweeg en lag met gesloten ogen. Wij verlieten de kamer om iets in de keuken te doen. ‘Zij wil het nog steeds niet weten’, zei hij. ‘Ze weet het’, zei ik.
Even later kwam ik weer de kamer. Het werd tijd om te gaan. Ze keek me aan. ‘Dag K, goede reis’, zei ik. Twee dunne bleke armen om mijn hals. Een kus. Ik liep naar de deur en keek nog even om in de deuropening. Ze lag op haar rug en keek voor zich uit. Ze had haar afscheid al genomen. Wuiven hoefde niet meer. Bij de voordeur omhelsde haar man en ik elkaar. ‘Weet ze het?’ Ze wil het niet weten, maar ze weet het. Als jij durft te treuren kan zij het ook’.
Op de terug weg in de beslotenheid van de auto kwam de twijfel. Met welk recht ontneem je iemand de illusie? Waarom sla je haar de hoop uit de handen? Stel dat er nu toch nog een wonder zou zijn? En toen kwam het besef. Ik dekte mijn treurnis af met twijfel. In dat bewust zijn kon ik treuren.
Twee dagen later is K. gestorven.
Piet Weisfelt