Rouw
Ze kwam binnen. Een hartelijke vrouw, vrolijke energie, sociaal vaardig. Ze droeg een flinke rugzak levenservaring. Sjouwen was geen probleem.…
‘Ik doe mijn werk goed’, zei de man. De begeleider knikte. Voor hem zat een stevige, rustige man. Een goede, ervaren begeleider. Energiek, een beetje ingehouden, een heldere blik. Net iets te afwachtend. De appel is rijp, maar moet niet te lang aan de boom blijven hangen. ‘En toch?’, vroeg de begeleider. ‘En toch vind ik het moeilijk werkelijk mijn eigen koers uit te zetten’, zei hij. ‘Ik blijf te veel afwachten. Ik blijf hangen in bestaande werkverbanden, terwijl ik eraan toe ben mijn eigen richting te gaan, mijn eigen pad te volgen. Ik wil mijn eigen ding doen’. Hij zweeg even. Hij wist het vervolg. ‘Mijn vader was er niet. Hij had het druk met succes te hebben. Het opbouwen van zijn eigen bedrijf. Hij was succesvol. Hij deed het allemaal en kon het allemaal. Maar voor mij is hij er niet echt geweest’. ‘Je vader is er wel’, meende de begeleider. ‘Jij leeft in de schaduw van je vader. Als de vader er niet is, maakt het kind vaak een fantasie ouder. Een fijne vader waar je op aan kan. Een vader die je beschermt. Een grote, sterke vader, waar je nooit voorbij kunt groeien. In zijn schaduw lijkt de vader altijd te groot’. Het antwoord kwam aan. ‘De schaduw. Ik had zo graag bij hem achterop de fiets gezeten’, mompelde hij. ‘Dat kan geregeld worden’, reageerde de begeleider. ‘Kies maar eens een vader uit. Het is jouw feestje’.
De man keek om zich heen en wees een deelnemer aan. Een grote, forse man schoof naar voren. Een blok vriendelijke betrouwbaarheid. ‘Ga hier maar zitten’, wees de begeleider aan. ‘En jij er achter, benen wijd, achterop. Daar heb je je vader voorop de fiets. Klaar voor een fietstocht?’ Langzaam schoven beide mannen over de vloer. ‘Hoe is het?’, vroeg de begeleider na een tijdje. ‘Heerlijk’, zuchtte de man. ‘Wat is dit heerlijk…’ Stil fietsten ze verder door het landschap van het verleden. ‘Zo veel gemist, zoveel verlangen’, fluisterde de begeleider. ‘Tank maar rustig bij. Je hebt nog een hele fietstocht voor de boeg’. De handen van de man tastten naar de rug voor hem. Ze zochten de bevestiging van de werkelijkheid die de fantasie hem bracht. Hij legde zijn hoofd tegen de rug van de man voor hem en huilde stille tranen. ‘Hij houdt me uit de wind’ mompelde hij. ‘Hij weet hoe het moet. Ik heb het niet meer koud’.
Het mooie van de droomwereld is dat de decennia in minuten passeren. Langzaam werd de betovering verbroken. ‘En nu?’, vroeg de begeleider. ‘Nu wordt het tijd dat ik voorop ga zitten’, besloot de man. ‘Remmen en afstappen’, adviseerde de begeleider. De man schoof opzij, weg van zijn plek. ‘Nu is het mijn beurt pa’, zei hij. ‘Ik ga nu wel voorop zitten. Kom jij maar achterop. Je hoeft niet meer zo hard te trappen. Dat doe ik wel’. Nu zat hij voor zijn vader en de fietstocht werd voortgezet. De man voorop leek in een paar minuten een flink stuk groter te worden. ‘En hoe is dit?’, vroeg de begeleider. ‘Maar dit is heel goed!’, zei de man. De vreugde kolkte in zijn stem. ‘Wat een uitzicht heb je als je voorop zit!’ ‘Maar weet je wel waar je heen moet?’, aarzelde de begeleider. ‘Met dit uitzicht is dat niet zo moeilijk’, antwoordde de man. ‘En je vader achterop?’, vroeg de begeleider. ‘Met mijn vader achterop’, bevestigde de man. ‘Dat is fijn. Niet waar pa?’ De begeleider keek naar de beide mannen die achter elkaar zaten. ‘Er zullen heel wat mannen jaloers op jullie zijn’, constateerde de begeleider. De man voorop keerde zich om en omhelsde zijn medereiziger.
‘Het ziet ernaar uit dat de fietstocht voorbij is’, constateerde de begeleider. Zet je fiets daar maar neer en kom weer in de kring zitten. O, en vergeet niet je fiets op slot te zetten en het sleuteltje mee te nemen’. ‘Ik heb al een vader’, antwoordde de man, ‘en vanaf nu zit ik voorop’.