Werken met liefdesenergie Over kennen en weten
De kamergeleerde keek uit het raam. Hij gunde zich die korte momenten van ontspanning. Even wegdwalen met zijn geest. Weg van de boeken, de gegevens, de redeneringen. Een korte vlucht van de tralies van de kennis naar de vrijheid daar ver weg, vlakbij achter het glas.
Daar, in de heldere zon, zag hij een man lopen. Een langzame, veerkrachtige tred. Als een kat. Hij leek de aarde mee te nemen onder zijn voetzolen, niet geremd in zijn beweging, maar met een bewuste zekerheid die zijn bewegen een grote gratie gaf. Zo anders dan zijn eigen sloffende gang, maar zo gaat dat nu eenmaal met hen die slechts kennis dragen.
De man zag dat de geleerde naar hem keek. Hij kwam dichterbij, tikte op het raam en gebaarde de vraag om het te openen. Dat had de geleerde de afgelopen tien jaar niet meer gedaan. De man keek echter vriendelijk en uitnodigend. Aarzelend zette de geleerde het raam op een kier. ‘U wenst?’
‘Ik niet, ik dacht juist dat u wat wilde’. De geleerde dacht na. ‘Iets willen?’ Zijn willen was bepaald tot het verwerven van kennis. ‘Mijn willen wordt bepaald door de ruimte die de vrijheid mij biedt’, antwoordde de wandelaar. Vrijheid? dacht de geleerde. Het woord kwam hem wel bekend voor, maar de betekenis daarvan was hij vergeten. ‘In die vrijheid wijst mijn verlangen me de weg’, vervolgde de wandelaar, terwijl hij rustig het raam wat verder open trok. Verlangen…. Verlangen is de stoorzender van de verplichting, bedacht de geleerde en hij trok zich iets verder terug in de veilige schaduw van zijn studeerkamer. ‘Waarheen gaat die weg dan?, vroeg de geleerde. ‘Die weg gaat naar het land van liefde’, antwoordde de wandelaar. Het land der liefde? Nonsens, wist de geleerde. In geen van zijn studieboeken was daarover geschreven. Hij zou een onderzoek, dat het bestaan van een dergelijk land aantoonde, zeker moeten kennen. ‘Dat land bestaat niet’, antwoordde hij schouderophalend. ‘Toch wel’, glimlachte de wandelaar. ‘Ik ben er namelijk al en toch ben ik er ook naar op weg’. ‘Er zit geen logica in die redenering’, sprak de geleerde. ‘Soms staat de kennis het weten in de weg’, legde de wandelaar uit. Hij had het raam inmiddels wijd opengezet. Het heldere zonlicht verlichtte een klein stukje van de studeerkamer. ‘Zo, nu kan je er wel uit. Tot kijk dan maar weer’.
En door het wijd open raam zag de geleerde de wandelaar met rustige, veerkrachtige tred zijn weg vinden.
Piet Weisfelt