Soms even schrikken
‘Werken met liefdesenergie?’, riep hij. ‘Het verdomme nog niet eens goed Nederlands!’
Daar stond hij voor me. De armen over de borst gekruist, verontwaardigd op mij neer kijkend. Gezeten op een meditatiekussentje vond ik dat hij wel erg hoog boven mij uit torende. Hij was overeind gesprongen en op mij af gestoven. Even dacht ik dat er een klap zou volgen, maar dat viel mee. Hij remde tijdig en wachtte mijn reactie af.
Een confrontatie kan soms flink aankomen. Tijdens een uitwisseling in de plenaire groep had hij aangekondigd dat hij het ‘softe gedoe’ in deze kring zat was. Daar had hij wat boze reacties op gekregen die hij als niet ter zake doend naast zich neerlegde. Ik vroeg hem wat hij probeerde te ontlopen door mensen van zich af te slaan en dit was het gevolg.
Ik gleed van mijn kussentje af, met mijn achterwerk op de vloer. Dat zat tenminste iets steviger. Ik begreep wel dat overeind komen en ooghoogte zoeken waarschijnlijk nog meer agressie zou oproepen. Ik keek naar de grond en begon met mijn vinger op de vloer een lemniscaat te tekenen. Een mens moet wat…
Even bleef het stil boven. Dan klonk het verbaasd en geërgerd: ‘wat doe je nu?’ ‘Kom maar kijken’, antwoordde ik en bleef naar beneden kijken. Het werkte. Hij kwam tegenover me zitten en keek naar mijn hand. ‘Wat doe je?’ ‘Ik teken een lemniscaat.’ ‘Hmm?’ ‘De lemniscaat is het symbool van de voortdurende herhaling. Jij stoot mensen van je af en als ze dichterbij komen des te meer. Is er iemand die jouw nabij mag komen?’
Ik keek op en zag zijn ogen. Zijn ogen zagen de mijne niet. Ze keken in een geschiedenis van eenzaamheid. Alle boosheid was als sneeuw voor de zon verdwenen. Ik stak mijn hand uit en raakte met een langzame beweging zijn wang aan. Zijn lijf verstrakte, maar hij trok zich niet terug. Ik kon de volgende stap maken. ‘Hoe lang is het geleden?’, vroeg ik. De tranen stroomden over zijn wangen. ‘Drie weken’, huilde hij. ‘Ik had nooit verwacht dat zij me in de steek zou laten…’
Een groepsgenoot legde een hand op zijn schouder. Hij keerde zich naar hem toe klemde zich aan hem vast en huilde.
‘Wen er maar aan’, zei ik en schoof terug op mijn kussentje