De streling
Een krachtige vrouw. Een blok beton midden op de weg. Het verkeer rijdt er voorzichtig omheen. ‘Dat verhaal van verwonding en heling herken ik niet’, kondigde ze aan. ‘Ik kan begrijpen dat dat je iets goeds kan maken van nare ervaringen uit het verleden. Maar je kan het verleden niet repareren’. ‘Misschien is heling iets anders dan repareren’, peinsde de begeleider terwijl hij haar kant op schoof. Beton laat zich niet verplaatsen dus je moet wat….
‘Hoe was jouw relatie met je ouders?’, vroeg de begeleider. ‘Ik had geen echte relatie met ze. Echte zorg van ze heb ik niet gehad. Ik heb mezelf moeten redden. Ik was het afgedankte kind’. ‘En toch spelen ze nog een rol in je leven?’, vermoedde de begeleider. Ze knikte. ‘Mijn vader is aan het dementeren. Mijn moeder kan het niet aan. Ze verwachten van mij dat ik ze bijspring. Mijn broers verwachten van mij dat ik er vaker kom’. Daar zat ze: strakke lippen, verbeten weerstand. ‘Haak eens in’, vroeg de begeleider en stak zijn hand uit. Zijn vingers kromden en haar vingers haakten in de zijne. De begeleider trok. ‘Zo wordt er aan je getrokken’, veronderstelde de begeleider. Ze knikte haar gezicht werd hard, haar ogen werden groter. Van beide kanten werd de trekkracht opgevoerd. ‘Jij moet het doen’, fluisterde de begeleider. ‘Nooit!’, siste ze terug. ‘Jullie hebben geen poot uitgestoken toen ik klein was en nu moet ik het doen? Nooit!’ Touwtrekken aan weerskanten van het ravijn. ‘En het gesprek over wat je gemist hebt is nooit geweest?’, concludeerde de begeleider. ‘Ze zouden me uitgelachen hebben’, reageerde ze. ‘Een klap in mijn gezicht kon ik krijgen. Beide handen trokken nog steeds met grote kracht’. ‘Het is knap vermoeiend om op deze manier te leven’, vond de begeleider, knikkend naar de twee handen. Ze begreep de boodschap meteen. ‘Het vraagt veel’, knikte ze. ‘Het vreet energie, maar het is ook zelfbehoud’.
‘Ik ga die zorg niet op me nemen. Ik doe het niet’. Daar zaten ze tegenover elkaar trekkend met de handen, de voeten tegen elkaar om de afstand te bewaken. ‘Wat zou er nu gebeuren als ik dit eens deed?’, vroeg de begeleider. Hij stak langzaam zijn vrije hand uit en streelde haar wang, heel langzaam, zachtjes teder. ‘Probeer het maar eens uit op een steen, het breng leven in je vingers. Of het brengt leven in de steen, wie weet?’, mompelde de begeleider.
Langzaam werd haar greep zachter. Aarzelend kwam haar hand omhoog en aaide de wang van de begeleider. Hun handen vergaten elkaar nog vast te houden. ‘Je kan het verleden niet veranderen’, zei de begeleider. ‘Gelukkig maar. Diefstal van het verleden zou strafbaar moeten zijn. Je kan wel de ervaring van het verleden veranderen. Voor jezelf, soms ook voor de ander. Dat kan helend zijn voor het slachtoffer, het kan helend zijn voor de dader. Kan je je voorstellen hoe het zou zijn als je je dementerende vader over zijn wang zou aaien?’ Ze haalde haar schouders op. ‘Het voelt onrechtvaardig’, protesteerde ze zachtjes. ‘De onterechte vergeving kan een daad van liefde zijn’, meende de begeleider. Ze haalde haar schouders op. ‘Jouw keuze’, stelde de begeleider vast. Ze gaven elkaar een knuffel en de begeleider schoof terug naar zijn plek.
Een paar dagen na de workshop kreeg de begeleider een berichtje: ‘Ik ben op bezoek bij mijn ouders geweest. Ik heb mijn vader zachtjes over zijn wang gestreeld. Hij leek het wel fijn de vinden’. De begeleider beantwoordde het berichtje: ‘liefde’.