. Werken met liefdesenergie: zo moe
Ze zat voor de begeleider. Neergeslagen ogen. Het lijf ineengezakt, modder. ‘Zo moe’, zuchtte ze. ‘Ik ben steeds zo moe….’ ‘Op wie ben je kwaad?’ , vroeg de begeleider. ‘Zo wil ik niet verder’, zuchtte ze. ‘Ik heb er geen zin meer in. Ik haak af’. ‘Het leven gaat je dat niet toestaan’, waarschuwde de begeleider. Ze keek op en zei vast besloten: ‘Ik beslis over mijn eigen leven. Als ik besluit ermee te stoppen, dan stop ik’. ‘Jij stopt niet, lafaard’, reageerde de begeleider. ‘Jij vlucht’. Ik vlucht niet’, protesteerde ze. ‘Ik wil dit niet meer! Ik ben te moe!’ ‘En ik ben het leven’, reageerde de begeleider en greep haar bij de schouders vast. ‘Jij bent te laf om me echt te ontmoeten!’
Ze probeerde zich slapjes uit de greep te draaien. De begeleider greep haar nog steviger vast en schudde haar door elkaar. Nu kwam er weerstand. Ze probeerde zich met kracht los te trekken. ‘Klootzak!’, riep ze de begeleider toe. ‘Vrouw zonder kloten!’, snauwde de begeleider terug. Haar energie kwam vrij. Ze worstelde, wrong zich los, werd opnieuw vastgegrepen. Lijf aan lijf worstelden ze en rolden over de grond. Ze beet de begeleider in zijn arm. Hij trok haar los aan haar haar. Uiteindelijk lagen ze naast elkaar op de grond en verzachtte de greep. ‘Zo moe ben je blijkbaar niet’, constateerde de begeleider zachtjes. De tranen rolden over haar wangen. ’Ik ben zo vreselijk boos’, zuchtte ze. ‘Mijn vriend heeft een eind aan zijn leven gemaakt en nu is mijn hele leven kapot. Ik wil naar hem toe!’ ‘Dat kan ik begrijpen’, antwoordde de begeleider. ‘Maar je weet zelf dat dat een rotsmoesje is. Je zegt: ik wil naar hem toe, maar je bedoelt: ik wil niet in mijn eentje opnieuw beginnen’. ‘Wat moet ik dan?’, huilde ze. ‘Opnieuw beginnen’, meende de begeleider. ‘Ik heb mijn hele leven op hem afgesteld’, huilde ze verder. ‘Je hebt je leven weggegeven’, meende de begeleider. ‘En nu sta je ervoor het terug te nemen’. ‘En als ik dat niet wil?’, probeerde ze. ‘Dan ben je een vrouw zonder kloten’, antwoordde de begeleider. ‘Maar als je zo kan vechten als je net gedaan hebt, geloof ik dat eigenlijk niet’. Er kwam een glans in haar ogen. ‘Ik kan wel vechten’ zei ze. ‘Wel degelijk’, bevestigde de begeleider. ‘Maar jouw vechten heeft je vriend niet kunnen redden. Misschien wordt het nu wel tijd om voor jezelf te gaan vechten. Ik weet dat het heel bitter klinkt, maar het is jouw taak om uit zijn dood een nieuwe vrouw geboren te laten worden’. Ze zaten een tijdje stil tegenover elkaar, een dun laagje stille rust, drijvend op een meer van verdriet. ‘Ik zie zoveel problemen voor me’, aarzelde ze. ‘Problemen kan je aanpakken. Je bent hier welkom om problemen te bespreken’, antwoordde de begeleider. ‘Maar ik wil met jou de deal dat je jezelf niet om zeep helpt. Ik werk met hart en ziel en ik wil erop kunnen vertrouwen dat jij dat ook doet’. Weer bleef het een tijdje stil. Ze keek de begeleider lang aan. Toen knikte ze. ‘Deal’, zei ze. Ze schudden elkaar de hand. ‘En dan gaan we het erover hebben wat jij van je leven verlangt te maken. Wat jou hier op deze aardkloot te doen staat’. ‘Dat weet ik nog niet, maar ik ga het ontdekken’, mijmerde ze. En dan, plotseling, vastbesloten: ‘Ik ga het verdomme doen!’ Ze sloeg zo hard met haar hand op de vloer, dat ze met een van pijn vertrokken gezicht zat. ‘Goed werk’, knikte de begeleider. ‘Daar word ik nu echt moe van’, begreep ze.
‘Op wie ben je kwaad?’, vroeg een deelnemer ‘Hoe?…’ ‘Boosheid en vermoeidheid hebben veel met elkaar te maken’, vertelde de begeleider. ‘Mijn leermeester Willem Zwartberg onderscheidde verschillende vormen van moeheid. Eerst is er de ongezonde moeheid. Dat is de moeheid van de vlucht. Als er een te grote of te moeilijke taak wacht, worden veel mensen moe. Dan hoeven ze er niet aan te beginnen. Vervolgens is er de moeheid van de onderdrukte gevoelens. Gevoelens willen naar buiten. Het onderdrukken van gevoelens, in het bijzonder boosheid, is dodelijk vermoeiend. Tenslotte is er de gezonde moeheid. Als je systeem hard werkt, moet het rusten om energie op te laden. Je ziet dat we in dit werk alle drie de vormen zijn tegengekomen’.