Werken met liefdesenergie. Koud
‘Vis houden ze goed door het in ijs te verpakken’, confronteerde de begeleider. Daar zat ze tegenover hem, met de als een bevel uitgesproken vraag: help mij mijn vraag te vinden. Ze reageerde niet op de confrontatie. In de loopgraaf van de angst is het niet verstandig jezelf zichtbaar te maken. Daar zat ze tegenover de begeleider met opgetrokken knieën, de armen om haar benen geklemd. ‘Een beetje ontdooien zal je goed doen’, meende de begeleider en wachtte af.
Het bleef een lange tijd stil. Uiteindelijk, met de klank van een valse viool kraste ze: ‘Ik heb het koud’. De begeleider knikte. ‘Eens kijken of ik de thermostaat wat hoger kan zetten om het ijs te laten smelten’, mompelde hij. Hij stak zijn wijsvinger uit, hield die voor haar neus en bewoog hem langzaam naar haar handen die vastgeklemd om haar benen zaten. Heel langzaam raakte de vinger de rug van haar hand. De lichte aanraking werd afgewezen met de schrikschok van angst. Daar zat ze weer, gevangen in onbeweeglijkheid.
De begeleider keek verbaasd naar zijn vinger en onderzocht hem uitvoerig. ‘Wat is er met jou aan de hand?’, vroeg hij aan de vinger. ‘Ik begrijp het ook niet’, klaagde de vinger met een hoog stemmetje. ‘Ik wilde alleen maar de thermostaat wat hoger zetten’. ‘Is het gelukt?’ De vinger schudde bedroefd van nee. ‘Probeer het nog maar eens’, suggereerde de begeleider. De procedure werd herhaald met hetzelfde resultaat. ‘Het lukt niet’, zuchtte de vinger tegen de begeleider. ‘Wat jammer nou’, antwoordde de begeleider. ‘Ze heeft zeker een hekel aan me’, constateerde de vinger. ‘Probeer het een derde keer’, zei de begeleider. ‘Als het dan niet meer lukt, moet je het maar opgeven. Anders ga je nog op een hulpverlener lijken’. Voor de derde keer naderde de vinger de hand. Nu bleef de hand rustig liggen. ‘Het lukt!’ juichte de vinger. ‘Dan voorzichtig de thermostaat omhoog schuiven’, meende de begeleider. Langzaam bewoog de vinger langs de hand. De hand ontspande, draaide zich rustig om en hield de vinger vast. Ze keek op met tranen in haar ogen. ‘Je raakt me aan’, fluisterde ze. ‘Je ontdooit’, antwoordde de vinger. ‘Ik breng je de hand’. De hand van de begeleider hield nu de hand van de vrouw vast. Ze keken elkaar aan, de hoofden dicht bij elkaar. ‘Je vraag om je vraag te vinden is eigenlijk alleen maar een vraag om echt contact te ervaren he?’, vroeg de begeleider. ‘Echte nabijheid is nieuw voor je?’ Ze knikte. ‘Het is zo koud, zo alleen’, huilde ze. ‘Ik ben dit niet gewend’. ‘Welkom in de mensenwereld’, zei de begeleider. ‘Zo zie je maar wat ervan komt als je de vis ontdooit’. Verschillende groepsleden schoven op zijn gebaar naar voren en legden de handen op haar lijf. Het bleef een poosje stil. ‘Ik heb het zo warm’, zei ze uiteindelijk. ‘Een teken van leven’, bevestigde de begeleider. ‘In de kou heb je jezelf overeind gehouden. In de nabijheid word je warm en ga je leven. Je bent er hard aan toe….’ Haar lichaam ontspande, haar huid kreeg wat kleur. ‘Dit is nieuw voor mij’ zei ze verbaasd. Ze keek aarzelend om zich heen. ‘Wen er maar aan’ antwoordde de begeleider. ‘Zo worden kikkers prinsen en vissen prinsessen. Blijf nu eerst maar bij de mensen die je nu vasthouden om wat nabijheid te drinken. Morgen werken we verder’
‘Je zegt altijd dat je moet werken aan de hand van een duidelijke vraag’, zei een van de deelnemers in de nabespreking. ‘Dat deed je nu niet. Wat was je overweging?’ ‘Ziehier een duidelijke vraag’, reageerde de begeleider. ‘Maar hier was een situatie waar er geen vraag was, maar de schreeuw van een drenkeling. Tegen de tijd dat je het voor elkaar hebt de drenkeling de juiste vraag te laten stellen, is het antwoord meestal niet meer nodig.’