Rouw
Ze kwam binnen. Een hartelijke vrouw, vrolijke energie, sociaal vaardig. Ze droeg een flinke rugzak levenservaring. Sjouwen was geen probleem.…
‘De meeste mensen die mij kennen, zien me als een zelfverzekerde man’, verklaarde hij. ‘Maar diep van binnen voel ik me helemaal niet zo. Ik twijfel heel erg aan mezelf. Wanneer we vrienden op visite krijgen, denk ik meestal dat ze voor mijn vrouw komen. Die vinden ze wel aardig’. ‘Wat zou je willen?’, vroeg de begeleider. ‘Ik zou willen dat ik mezelf tot de orde zou kunnen roepen’, antwoordde de man.
Daar zaten ze tegenover elkaar. ‘Open je rechterhand’, zei de begeleider. ‘Leg in die rechterhand nu eens het symbool van het kind dat je ooit was’. De man keek een tijd naar zijn lege hand. ‘Dat vind ik moeilijk’, zei hij uiteindelijk. ‘Neem je tijd’, reageerde de begeleider. Het bleef een tijd stil. Uiteindelijk aarzelde man: ‘Ik zie niets, ik zie alleen een gat komen in het hart van mijn hand’. ‘In vroeger tijden sloegen ze een houten paal door het hart van het duivelskind’, wist de begeleider. ‘Zo ontstaan dat soort gaten. Als jij kijkt naar het symbool van de mens die je werkelijk bent zie je dan alleen maar een gat?’ ‘Alleen maar een gat’, reageerde de man stil. ‘Blijf kijken naar dat gat’, ging de begeleider verder. ‘Het kind dat je ooit was, het verstoten kind, is uitgegroeid tot de man die jij bent. En jij hebt omgekeerd het kind niets te bieden? Een gat in je hand?’ De man schrok. ‘Ik heb dat kind niets te bieden?’ ‘Het kind dat jij ooit was, heeft je alle groeigracht gegeven om te worden wie je nu bent’, stelde de begeleider. ‘Omgekeerd geef je dat kind alleen maar leegte terug. Een gat in je hand…’
Tot nu toe waren hun ogen voortduren op de opgehouden hand gericht. Nu keek de begeleider de man rechtstreeks aan. ‘Wat zou jij tegen dat gat in je hand willen zeggen?’ ‘Hij moet tevoorschijn durven komen’, aarzelde de man. ‘Als jouw stem niet tevoorschijn komt, zal hij het ook niet doen’, meende de begeleider. ‘Breng nu je kracht eens tevoorschijn’. De vulkaan begon lichtjes te rommelen. ‘Laat jezelf zien’, zei hij krachtig. ‘Laat jezelf aan jezelf zien’, voegde de begeleider eraan toe. ‘Nog eens en harder’. En daar kwam hij. De verstilde energie barstte uit met een daverende kracht. Zijn stem donderde. ‘Laat jezelf zien! Verdomme! Laat jezelf zien!’ Een paar minuten later zat hij rechtop op de grond. Het vuur spatte uit zijn ogen. Hij hield zijn hand vlak voor zijn gelaat. ‘Zo wil ik je zien!’, bulderde hij. ‘Dat is wie je bent! Nu zie ik je!’ ‘Breng dan nu de kern van wie je bent naar je eigen hart’, sommeerde de begeleider. ‘Neem het op in je hart en vergeet het nooit meer. Dat ben je het kind dat je ooit was wel verplicht’. Langzaam bracht de man zijn hand naar zijn borst. Hij ademde diep en zoog het zelfbewustzijn naar binnen. Hij keek de begeleider trots en tevreden aan.
‘Je vrouw lijkt me een stuk leuker’, probeerde de begeleider. ‘En je hebt met mij te maken’, reageerde de man. Hij schoot naar voren en greep de begeleider vast. ‘Maar toch, je vrouw…’ De mannen rolden over de grond in een vreedzame worsteling die van beiden volle kracht vroeg. Herwonnen zelfbesef wil zich kenbaar maken aan de uitdager, gevoeld worden in kracht en tegenkracht. Even later zaten ze hijgend tegenover elkaar. ‘Dat is de man die het kind verdient’, constateerde de begeleider. ‘En dat zal die krijgen’, antwoordde de man. ‘Ik denk dat we voor dit moment klaar zijn’. ‘Dat denk ik ook’, bevestigde de begeleider. ‘Kom maar weer in de kring zitten en doe de groeten aan je vrouw’.