Werken met liefdesenergie. Het vonkje.
‘Welkom’, zei de begeleider. Tegenover hem zat een vrouw die hij al vele jaren niet meer gezien had. Even terugslaan in het boek van herinneringen. Bij haar man was een tumor geconstateerd. Zij kreeg het bericht op de laatste dag van de opleiding die ze gevolgd had.
‘Ik ben de weg kwijt’, vertelde ze. Haar ogen zochten de grond. Het beeld van de vrouw die stokslagen krijgt. ‘Hij is een paar maanden geleden overleden. We hebben de jaren die we nog hadden heel goed gebruikt. We zijn nog sterker naar elkaar toegegroeid. Het waren zware jaren, maar ik had ze voor geen goud willen missen. Uiteindelijk hebben we een heel goed afscheid gehad’. ‘En nu?’, vroeg de begeleider. Ze keek op. Zwijgende ogen uit een eenzaam land. ‘Nu is er niets meer’, fluisterde ze. ‘Ik zie geen mogelijkheid meer uit mijn verdriet te ontsnappen’. ‘Het verdriet heeft je in een houdgreep’, knikte de begeleider. ‘Het verdriet sleurt je mee. Waar trekt het je naar toe?’. ‘In de diepte’, antwoordde ze. ‘Het is er zwart en leeg. Daar is geen leven’. De begeleider schoof naar voren en pakte haar handen vast. ‘Ik kan niet bij je zijn in die leegte’, fluisterde hij. ‘Het is jouw leegte. Ik kan alleen maar in het hier en nu je handen vasthouden’. Ze zuchtte en er volgde zwijgende nabijheid. Na een poos zei ze zachtjes: ‘Je bent de eerste die me alleen in de leegte wil laten’. ‘Het is jouw leegte’, reageerde de begeleider. ‘Er zijn zoveel mensen die me willen troosten, me weghalen van waar ik ben’, peinsde ze. ‘Er zijn zoveel mensen die de leegte in zichzelf willen ontlopen door te proberen een ander eruit te halen’, meende de begeleider. ‘Soms is er echte troost’, reageerde de vrouw. ‘Gelukkig wel’, antwoordde de begeleider. ‘Je zo nabij weten dat je de ander in de eigen eenzame leegte kan laten’. ‘Zoals nu?’ ‘Zoals nu’. Ze zwegen een hele tijd. Rustig stroomden de tranen. Het verdriet waste de ziel.
‘Ik begrijp de betekenis van die leegte niet’, zuchtte ze wat later. ‘Het is hier donker, koud en eenzaam’. ‘Vertel me eens een moment van de afgelopen jaren waar in je je net zo verloren hebt gevoeld als nu’, vroeg de begeleider. Ze wist het meteen. ‘Een paar jaar geleden. We hadden een hele goede oncoloog’, vertelde ze. ‘Hij vertelde ons dat hij niets meer voor ons kon doen en dat we afscheid van elkaar moesten gaan nemen. Toen was ik echt op de bodem van de put’. ‘Hoe ben je eruit gekomen?’, vroeg de begeleider. Ze aarzelde even. ‘Je zal het wel gek vinden. Maar na een paar dagen werd ik nieuwsgierig. Nieuwsgierig of ik eruit zou komen, of ik het aan zou kunnen’. ‘Als je de vonk van hoop niet meer zoekt, zie je die vaak op de bodem van de put die wanhoop heet’, constateerde de begeleider. Er volgde een zucht van opluchting. ‘Het is dus niet zinloos dat ik de weg kwijt ben, ontdekt ze. ‘Ik hoor zo vaak dat ik de draad van het leven weer op moet pakken. Dat ik nieuwe doelen moet maken’. ‘Als je in deze leegte bent, is geen doel zinvol of bevrijdend’, antwoordde de begeleider. ‘De vonk van hoop vindt je niet buiten je. Alleen in het donker kan je het vonkje ervaren. Een uitdaging van rouw is in die leegte durven zijn, de wanhoop durven toelaten. Dat heeft tijd nodig’. Hij liet haar handen los en schoof iets achteruit. Ze zat een tijdje stil, doodstil. Ze voelde het sterven van illusies, doelen en dromen. Dan keek ze op met een zachte glimlach. ‘De vonk van hoop’, mompelde ze. De begeleider knikte. ‘Door de tijd heen wordt die vonk lichter. Wie weet kan je er dan eens een blaadje op gooien, dan een takje, nog later een tak. Wellicht uiteindelijk weer een vuur waaraan je passie zich kan warmen, waar verlangen uit kan groeien’. Ze knikte. ‘Maar eerst de rouw’, zei ze. ‘Maar eerst het begin van de rouw’, antwoordde de begeleider. ‘Je hebt een lange weg te gaan’. ‘Je weet niet hoe troostend dit is’, reageerde ze. ‘Ik kan niet bij je zijn in jouw leegte’, antwoordde de begeleider. ‘Ik ken de mijne’. Ze omhelsden elkaar.