skip to Main Content

Logo Weisfelt

 

 

Ons logo is het beeld van de wijze. Hij is van alle tijden en alle culturen. Altijd en overal is liefde het belangrijkste richtinggevende begrip geweest. De wijze verwoordt het universele weten van de wetten van de liefde. Het is aan ons dit weten in praktijk te brengen. Dat noemen we visiegericht werken.

0578-755027 info@weisfelt.nl

In een land hier ver verleden werd een kind geboren met een hart van goud. Zoals in die tijd gebruikelijk was het een koningskind. Het zal je dus niet verbazen dat zijn ouders erg blij met hem waren.
Het koningskind was erg slim. Ook dat kwam toen nog vaak voor. Het had al heel snel in de gaten dat het niet meeviel om een koningskind te zijn. Een van de eerste dingen die hij begreep was dat koningskinderen niet mogen teleurstellen.
Het was al snel duidelijk. Koningskinderen dienden te voldoen aan verwachtingen. En wie niet voldeed aan verwachtingen stelde teleur. Wanneer je teleurstelde volgde er een vreselijke straf: de keurige mensen werden in dat geval verontwaardigd. Dan haalden ze hun neus op alsof je stonk. Je moest wel erg stinken want ze bleven hun neus maar ophalen.
Toen het koningskind dit allemaal begrepen had, ging hij nog beter zijn best doen. En omdat hij zo goed zijn best deed, was iedereen erg tevreden.
Op een dag zeiden de mensen: ” Weet je wat ? Dit kind heeft zo’n hart van goud dat we hem goud zullen verven. Dan weten alle mensen tot in de wijde omtrek dat ze met een kind van goud te maken hebben “.
En zo verfden ze het koningskind met goud verf. Het was een heel werk en het vroeg een fijne penseelvoering. Maar in de loop der jaren gingen ze vooruit. En zo werd het koningskind steeds meer van goud, tot er uiteindelijk nergens meer een stukje vel blootlag. De verf bedekte de huid van het koningskind. De verf drong binnen door de poriën van zijn huid. Zijn gouden haren glinsterden in de zon. De verf vloeide door zijn bloedvaten. ” Wat een prachtig kind !”, riepen de mensen. ” We kunnen trots zijn op ons koningskind “.
Maar het koningskind zei niets. Hij kreeg het steeds benauwder. Hij kon steeds moeilijker ademhalen en hij had ook het onrustige gevoel dat het niet helemaal goed ging met zijn hart. Hij mocht echter niet teleurstellen, dus hij knikte maar wat om te laten merken dat hij erg blij was met al die waardering.
Je begrijpt dat het niet zo erg lang duurde tot het koningskind op sterven lag. Hij snakte naar adem en greep naar zijn hart. En omdat er ook in die tijd nog geen dokters waren die je beter konden maken, zag het er niet goed uit.
Met zijn laatste krachten verliet het koningskind het paleis. Op zich was dat niet zo erg moeilijk, want de mensen in het land hadden zoveel medelijden met het kind, dat er niemand meer oplette. En zo viel het koningskind vlak buiten het paleis in de stront bij de varkens. Het was zonneklaar dat de varkens niet zo veel verstand van gouden kinderen hadden. Ze knorden, wentelden zich in de modder en maakten kleine biggetjes zoals ze altijd al gedaan hadden. Daar waren ze nu eenmaal tevreden mee. Het koningskind merkte al snel dat de stront zijn goudverf losweekte. En bij ieder stukje vel dat er vrij kwam kreeg hij iets meer lucht. En bij iedere opgeluchte ademhaling kreeg hij iets meer belangstelling voor zijn omgeving. Zo begon hij van het varkens bestaan te leren.
Toen hij genoeg geleerd had ging hij terug naar het paleis. De mensen waren heel erg blij dat ze hun koningskind terug hadden, maar toen ze merkten dat hij kon knorren en stinken liep het enthousiasme iets terug. Toen ze even later in de gaten kregen dat het koningskind het had over de kunst van het biggetjes maken werden ze zelfs heel erg zenuwachtig. Ze lieten het koningskind weten dat hij niet aan de verwachtingen voldeed, ja zelfs dat hij teleurstelde. Maar het koningskind trok zich er niets van aan. Hij had zijn lesje geleerd. ” Je mag dan wel een koningskind zijn met een gouden hart “, zei hij, ” maar een beetje stront hoort er ook bij “. En de mensen in het land ? Sommigen waren zo netjes dat ze verontwaardigd werden. Ze haalden hun neus op alsof ze al in geen jaren meer vrij geademd hadden.
Maar de meeste mensen waren heel tevreden met hun koning. ” Als de koning niet zo heel erg keurig meer is, mogen wij ook een beetje viezer worden “, zeiden ze. Ze ontdekten natuurlijk al snel dat een beetje vies reuze leuk kan zijn. Omdat een beetje al heel veel is, werd er veel minder met stront gegooid dan vroeger. Ze waren er erg blij mee. Als de koning langs kwam riepen ze om het hardst: ” leve de koning; leve de stront “.

Close search

Winkelmand

Back To Top